Aardappelen kweken: hoe en wanneer
Hoewel aardappelen op het eerste zicht misschien niet de meest appetijtelijke knollen lijken, zijn ze eigenlijk een culinaire verwennerij met eindeloze mogelijkheiden in de keuken! En geloof het of niet, maar zelfgeteelde aardappelen smaken nog beter. Steek je liefde en energie in het kweken van deze knol en je zult later beloond worden met de lekkerste aardappelen.
En het telen van aardappelen is niet eens zo moeilijk! Het maakt zelfs niet uit over welke oppervlakte je beschikt want ook op een terras of balkon kan je aan de slag gaan. Hoewel je dan misschien geen grote hoeveelheden kunt oogsten, zal de smaak er niet minder om zijn. In tegenstelling tot de meeste planten, zaai je de aardappel niet, maar gebruik je pootaardappelen die verkrijgbaar zijn in verschillende variëteiten, maten en gewichten en speciaal zijn gekweekt voor dit doel.
Soorten aardappelen
Er zijn verschillende soorten aardappelen, die worden ingedeeld op basis van de periode waarin ze geoogst worden: primeuraardappelen, vroege, halfvroege of laat oogstbare aardappelen. Als je primeuraardappelen in februari al onder glas of in zakken in de garage hebt geplant, kun je ze al vanaf midden mei tot begin juni oogsten. Bij de vroege rassen moet je vanaf het planten tot het oogsten rekenen op ongeveer 90 dagen, terwijl het bij de halfvroege kan oplopen tot 110 dagen en bij de late variëteiten tot ongeveer 150 dagen.
- Primeuraardappelen kunnen geoogst worden vanaf midden mei tot begin juni: Eersteling, Première, Frieslander.
- Vroege rassen kunnen worden geoogst vanaf begin juni tot eind augustus: Gloria, Annabelle, Berber, Vitabella, Lucera.
- Halfvroege tot middellate rassen kennen een oogstperiode vanaf begin augustus tot eind september: Bintje, Désirée, Charlotte, Nicola, Alouette, Cheyenne, Ratte.
- Late variëteiten worden geoogst vanaf eind september tot midden oktober: Jelly.
Bij de late variëteiten zitten de beste bewaaraardappelen. Echter zijn deze variëteiten vaak moeilijker te telen, omdat de meeste aardappelziekten later in het jaar opduiken. Aardappelen kunnen afhankelijk van de variëteit last hebben van aardappelmoeheid, aardappelschurft, aardappelziekte (Phytophthora) of van de coloradokever. Over het algemeen hebben de vroege rassen minder last van ziekten en plagen, toch raden we aan om bij aankoop te kiezen voor rassen die resistenter zijn.
Alles begint met het voorkiemen
Om aardappelen sneller oogstklaar te maken, is het belangrijk om tijdig pootaardappelen aan te schaffen en ze gedurende enkele weken te laten voorkiemen. Aardappelknollen hebben namelijk slapende ogen waaruit scheuten (spruiten) groeien wanneer ze op een koele en lichte plek worden geplaatst. Het voorkiemen duurt meestal tussen 4 en 6 weken.
Om het voorkiemen te vergemakkelijken, kunnen de aardappelen naast elkaar worden gelegd in kistjes of eierdoosjes. Plaats de doosjes op een plek met veel licht, maar vermijd direct zonlicht. Een temperatuur van een ongeveer 10° C is ideaal. De kiemen zullen wit of paars kleuren, afhankelijk van de cultivar. De knollen kunnen worden gepoot (geplant) wanneer de kiemen 1 à 2 cm groot zijn. Als er exemplaren zijn die geen scheuten vormen, gooi je deze enkelingen best weg.
Kies een geschikte plaats
Om aardappelen succesvol te kweken, is het belangrijk een geschikte plek te kiezen. Aardappelen groeien het best op een zonnige plaats in de tuin en gedijen goed op de meeste grondtypes, maar hebben een voorkeur voor lichtzure grond met een pH-waarde tussen 5 en 6, die goed gedraineerd is. Vermijd een plek die recentelijk is bekalkt en verbouw ze niet elk jaar op dezelfde plaats om de gevreesde aardappelziekte te voorkomen.
Op een kleine oppervlakte kunnen aardappelen worden gekweekt in speciale kweekzakken, emmers, grote bloembakken of zelfs in oude potgrondzakken die je binnenste buiten keert (zwarte zijde naar buiten om sneller op te warmen). Zorg er wel voor dat er voldoende afwateringsgaten zijn waarlangs overtollig water kan wegstromen.
Aardappelen planten
Als het goed is heb je de grond in de herfst reeds voorbereid: voldoende diep gespit, onkruid verwijderd en organisch materiaal aan de grond toegevoegd. Wanneer de grond warmer wordt (doorgaans vanaf half april), kunnen aardappelen in de volle grond worden geplant.
Voordat je begint, maak je de grond nogmaals goed los. Span een koord en maak om de 40 cm een plantgat van 5 cm op zware kleigrond en tot 10 cm diep op lichte zandgrond. Leg in elk plantgat een knol met de mooiste scheutjes naar boven, vul het plantgat met aarde, maar druk niet te hard aan. Geef voldoende water na het planten. Zorg dat er een plantafstand van 60 tot 70 cm tussen de rijen is, zodat je voldoende ruimte hebt om de aardappelen straks aan te aarden. Een ruime plantafstand heeft ook als voordeel dat de planten sneller opdrogen door de wind en minder vatbaar zijn voor schimmelziektes zoals de aardappelplaag. Als er nachtvorst voorspeld wordt, span dan een vliesdoek over het aardappelveld.
Wanneer je ervoor kiest om aardappelen in zakken of bakken te planten, kan je vroeger beginnen met poten. Het is echter belangrijk ervoor te zorgen dat de knollen niet te nat komen te staan, aangezien dit kan leiden tot rotten. Daarnaast dien je de aardappelen te beschermen tegen eventuele vorst, door ze bijvoorbeeld 's nachts binnen te zetten of ze af te dekken met een vliesdoek.
Zorg er in elk geval voor dat jouw aardappelen voor eind april geplant zijn.
Aanaarden van de aardappels
Ongeveer vier weken na het planten, wanneer het loof goed gegroeid is, is het tijd om de aardappelen aan te aarden. Dit houdt in dat de stengels bedekt worden met aarde om de vorming van ondergrondse stengels te stimuleren. Hierdoor worden de knollen onder de grond gevormd waar ze niet blootgesteld worden aan licht. Zonlicht maakt de knollen echter groen en doet het giftige solaninegehalte toenemen.Het aanaarden kan beginnen wanneer de stengels 10 à 15 cm boven de grond uitsteken. Bij het aanaarden wordt elke rij met 10 cm grond opgehoogd, waardoor de jonge stengels grotendeels bedekt worden met aarde. Dat kan je makkelijk doen met een hak of een aanaardploeg. Deze handeling herhaal je best nog een tweetal keren, telkens na 3 à 4 weken. Bij het aanaarden wordt de grond tussen de rijen gebruikt, waardoor er geulen ontstaan en de planten op ruggen groeien. Dit geeft ook het voordeel dat overtollig regenwater makkelijker wordt afgevoerd en dat de grond sneller opwarmt.
Om mooie, grote knollen te krijgen, is het belangrijk om tijdens droge periodes extra water te geven. Zorg ervoor dat de grond niet te zwaar bemest is. Ze gedijen het best in een bodem waar vooraf compost of goed verteerde stalmest werd ingespit. Wees voorzichtig met stikstofmeststoffen, omdat deze alleen maar zorgen voor meer bladgroei en een grotere kans op aardappelziekte. Tijdens het aanaarden kan je tuinkali met een hoog kaliumgehalte toevoegen om de planten voldoende energie te geven om lekkere knollen te produceren.
Wanneer aardappelen oogsten?
Vroege aardappelen kunnen al geoogst worden in juni - juli, wanneer ze nog in volle bloei staan. Oogst ze pas als je ze nodig hebt of enkele dagen ervoor, zodat je altijd over verse aardappelen beschikt. Gebruik een oogstriek om de knollen voorzichtig omhoog te tillen en te voorkomen dat de knollen beschadigd raken.De halfvroege en late variëteiten worden pas geoogst als het loof is afgestorven, zodat de knollen meer tijd hebben om te rijpen en beter geschikt zijn om langer te bewaren. De opbrengst per plant varieert tussen de 1 en 2 kg, afhankelijk van het ras en de oogsttijd. Vroege aardappelen leveren gemiddeld 900 gram per plant, terwijl late rassen tot 2,5 kg per plant kunnen produceren.
Om aardappelen te bewaren, kunnen ze het best in halfopen kratten of manden met voldoende ventilatie worden opgeslagen bij een temperatuur van ongeveer 6° C.