Latijnse naam | Cucumis melo |
Plantennaam | Meloen |
Familie | Cucurbitaceae (Komkommerfamilie) |
Soort gewas | Eenjarige planten |
Tuinfunctie | Fruit |
Bloeikleur | Geel |
Bloeimaand | Juni, Juli |
Bladkleur | Groen |
Wintergroen | Bladverliezend |
Winterhardheid | Niet winterhard |
Standplaats | Zon |
Habitat | Normale bodem, Vochtige bodem |
Speciale kenmerken | Opvallende vruchten, Fruit |
Eénjarige klim- of kruipplant met ruwe getande bladeren. De vruchten zijn rond of langwerpig, groot en glad of grof. Ze zijn soms groen, soms geel of wit. Het vruchtvlees is sappig en geurig. Ze bevatten heel wat water en zijn verfrissend.
TIP: Bescherm de vruchten tegen vocht door er een leisteen of een plankje onder te schuiven. Oogst enkel zware meloenen die lekker ruiken. Snoeien is noodzakelijk. Snoei zaailingen in tot op twee bladeren om de aanmaak van zijscheuten te bevorderen.
Meloen is een oud cultuurgewas waarin in de loop van de tijd veel is veredeld. Hierdoor is er een grote variatie ontstaan en is het niet makkelijk om de rassen in te delen naar type. Desalniettemin wordt er een viertal meloentypen onderscheiden:
Cantaloupe-meloenen. De naam is afgeleid van Cantalupo, een gehuchtje in de buurt van Rome, waar deze meloenen in de tuin van de Paus werden geteeld. Ze zijn rond of iets afgeplat van vorm en zijn aan de buitenkant verdeeld in segmenten of bedekt met wratachtige knobbels. Het bekendste ras uit deze categorie is de charentais of cavaillon. Ook het ras Oranje Ananas behoort tot dit type en heeft ook oranje-geel vruchtvlees.
Gladde meloenen, zoals honing- of suikermeloen. Dit type moet lang rijpen en wordt vooral in de winter aangevoerd. De Honeydew en de Amarillo liso uit Spanje zijn de bekendste.
Netmeloenen zijn meloenen met een kurkachtig lichtbruin of wit netwerk op de schil. De schil zelf is glad of gesegmenteerd. De galiameloen is van dit type, heeft smaragdgroen vruchtvlees en komt oorspronkelijk uit Israël.
Ogenmeloen zijn een kruising tussen een meloen van het cantaloupetype en een netmeloen.
In Nederland werd de meloen reeds rond 1900 onder platglas geteeld, maar na 1940 werd staand glas (kassen) steeds meer gebruikt. De teelt gebeurt vlakvelds of aan touwen. Voor de bestuiving zijn bijen of hommels noodzakelijk.
Teelttips
Meloenen komen het best tot hun recht in een kas of eventueel een plastic tunnel. Plantafstand: 50 x 80.De mannelijke bloemen zitten in de oksels tegen de hoofdscheut, de vrouwelijke op de zijranken. Insecten zorgen voor de bestuiving of u brengt manueel wat stuifmeel van de mannelijke bloemen aan op de stamper van de vrouwelijke. De zijscheuten top je op 3 tot 4 bladeren. Opgelet: zware vruchten kunnen best wat ondersteuning gebruiken. Je ruikt het letterlijk wanneer de meloenen rijp zijn. Niet te zwaar bemesten, liefst wat bijbemesten net voor de bloei. Meloenen voelen zich beter in een lichte grond dan in een zware.
Problemen en ziektes
Meloenplanten zijn net zoals trouwens de komkommerachtigen zeer gevoelig voor koude. Het ideale tijdstip om te planten is vanaf 15 mei. Watergift met koud water is te vermijden. Wanneer de bodemtemperatuur te laag is krijgt men al gauw met wortelproblemen te maken (pythium), let op ook in hobbyserre moet je de bodemtemperatuur in het oog houden!