Latijnse naam | Grevillea |
Plantennaam | Zijdeachtige eik |
Familie | Proteaceae |
Soort gewas | Sierheesters - Struiken |
Bladkleur | Groen |
Wintergroen | Bladhoudend |
Winterhardheid | Matig winterhard |
Standplaats | Zon |
Habitat | Normale bodem, Vochtige bodem |
PH bodem | Neutraal |
Speciale kenmerken | Vlinders aantrekken, Kuipplanten |
Grevillea is een groot geslacht van groenblijvende planten, inheems in subtropische en tropische gebieden van Australië, Nieuw-Guinea, Nieuw-Caledonië en Indonesië.
Naar gelang de soort en cultivar bestaan ze als struik of boom met naaldachtige of varenachtige bladeren en opvallende bloemen. De bloemen, die bij sommige soorten geurig zijn, zijn gerangschikt in drie basisvormen: spinachtig, tandenborstelachtig, en grote borstels.
De bloemaren zijn samengesteld uit vele kleine bloemen met lange draadvormige stijlen. Bloeien rood, oranje of geel.
Sommige planten hebben een opgaande groei andere dan weer een spreidende groeiwijze en kunnen goed als bodembedekker gebruikt worden.
Na de bloei kan men de plant in vorm snoeien.
Ze verlangen een beschutte en zonnige standplaats. Een goed doorlaatbare vochtige kalkarme grond.
Geen mest toedienen met fosfaat erin.
Niet geheel winterhard kan men de plant in pot beter naar binnen halen voor de eerste vorst.
Grevillea australis zou de meest winterharde soort en kan in ons klimaat in de volle grond buiten overwinteren.
In de plantengids staan verschillende soorten en cultivars. De grootte van de planten varieert afhankelijk van de groeiomstandigheden, locatie en zorg.