Bfunfun
hoe reuze pompoen kweken
Bodem:
Daar Atlantic Giant-pompoenen veeleisende planten zijn om te kweken is het een noodzaak om eerst de bodem te laten analyseren door een labo. Op basis van het analyse-rapport kan men dan stoffen aan het perceel toevoegen indien nodig. Het beste tijdstip om een bodemanalyse te doen is in het najaar of vroege voorjaar als alle planten van het perceel verwijderd zijn. Neem op verschillende plaatsen van het perceel bodemmonsters op ongeveer 20 cm diepte en meng ze goed door elkaar. Neem van deze gemengde monsters ongeveer 500 gr en laat ze analyseren. De meeste labo's komen echter zelf ook stalen nemen. Het is voor AG's belangrijk dat de Ph (zuurtegraad) van de bodem tussen 6.5 en 7 ligt. De Ph wordt uitgedrukt in een schaal van 1 tot 14 waarbij 7 dus neutraal is. Onder de 7 is zuur en boven de 7 is alkalisch. Indien de bodem te zuur (te lage Ph) is dient men (zeewier)kalk toe te voegen aan de bodem. Indien er magnesium tekort is zal men magnesiumkalk gebruiken.
Het onderzoek zaldus uitwijzen welke de Ph is en welk gehalte aan fosfor (P) en kali (K) er in de bodem aanwezig is evenals het magnesium-gehalte (Mg), het Calcium-gehalte (Ca) en het Natrium- gehalte (Na). Indien nodig deze stoffen aanvullen, volg hiervoor de aanwijzingen van het onderzoek. Ook wordt er aangegeven hoeveel stikstof (N) er moet toegevoegd worden.
Het humus-gehalte (C, in %) mag voor de specifieke teelt van super pompoenen hoger liggen dan normaal en daarom is het toevoegen van oude stalmest van paarden/koeien of compost in grote hoeveelheden altijd een zeer goede zaak omdat dit organisch materiaal een trage maar zekere hoeveelheid voedingsstoffen afgeven aan de bodem en deze ook verbeteren en luchtig maken. Het is echter heel belangrijk indien men stalmest gebruikt dat deze oud en aan het composteren is. In het najaar of het vroege voorjaar moet men ze in de grond inwerken.
Het grootste gevaar van onze tuingrond zijn onze voeten. Ze trappen de grond toe zodanig dat er geen zuurstof meer in kan en pletten de haast onzichtbare haarworteltjes van de pompoenplant welke overal aanwezig zijn tot ver buiten het bladerdek.
Daarom leggen we loopplanken naast de plant om hier over te gaan. Indien de grond toch ergens "dicht" getrapt is maken we deze met een cultivator terug "los". Het is dus nodig om zo weinig mogelijk "in" de plant te gaan.
Sommige Amerikaanse kwekers gaan hier heel ver in en monteren houten plankjes onder hun schoenen. Een belachelijk zicht maar heel effectief...
Zaad & zaaien:
Indien men een kampioen wil kweken moet men over goed zaad beschikken.
De belangrijke zaden van Amerika en Canada hebben een code: eerst komt het gewicht (steeds in lbs !), dan de naam van de kweker en dan het jaartal. Bijvoorbeeld: "1385 Delatas 2003", dit is dus een zaad afkomstig van een pompoen van 1385 lbs (1385 x 0,4535686 = 628,1 kg), de kweker is Delatas en het zaad is geoogst in 2003. Er wordt ook dikwijls tussen haakjes vermeld van welke pompoenen dit zaad een afstammeling is. Zo zijn er heuse stambomen onstaan van belangrijke pompoenzaden.
Alle Atlantic Giant zaden zijn van origine afkomstig van Howard Dill in Canada. Dit is de man die sinds 1978 er voor gezorgd heeft dat de variëteit die wij nu gebruiken zo succesvol is.
Indien je eigen zaden wil gebruiken haal ze dan uit de vrucht, spoel ze goed af en laat ze een paar weken drogen op een warme plaats. Bewaar daarna de zaden op een droge plaats.
Het kiemen van het zaad kan men versnellen door de zijkanten te schuren met schuurpapier. Men mag echter niet schuren aan de punt van het zaad omdat hier de kiem zit welke beschadigt zou kunnen worden, daarna worden de zaden een uurtje geweekt in lauw water.
Door deze manier toe te passen kan er beter vocht binnen in het zaadhuis komen, zodat het zaadhuis beter openbarst als de kiembladeren zich openvouwen wanneer ze boven het grondoppervlak komen.
Het zaaien in potten heeft de voorkeur omdat men al direct een plantje kan uitplanten en zo het seizoen een paar weken verlengd wordt. De zaden worden eind april gezaaid in vochtige opgewarmde (!!) potgrond (27 - 30 °C) met de punt naar beneden en afgedekt met +/- 1 cm potgrond en lichtjes aangedrukt in potjes met een doormeter van 10 cm. De potgrond moet van uitstekende kwaliteit zijn, dat spreekt voor zich. De punt van het zaad moet naar beneden wijzen omdat hier de wortel zal ontspruiten en zo het zaadhuis naar boven duwt.
Na het zaaien spannen we een plastiek folie over het potje waarin we een 20-tal gaatjes prikken met een tandenstoker. Deze folie houdt de warmte en de vochtigheid van de potgrond op peil. Het gebruik van een propagator met bodemverwarming is een goede keuze maar op een warm plaatsje boven een radiator moet het ook lukken. Eveneens lukt het in een broeikast welke men insteld op +/- 30 °C. Het is belangrijk de bodemtemperatuur en de vochtigheid (niet té nat!!) van de potgrond gedurende het kiemproces op hetzelfde niveau te houden. Bij deze ideale condities zouden na 3 tot 5 dagen de zaden moeten kiemen.
De jonge zaailing heeft buiten warmte ook voldoende licht nodig om te kunnen groeien. Zodra de kiemen bovengronds komen plaatsen we TL-lampen zo dicht mogelijk boven de potjes, ze blijven heel de dag branden.
Soms blijft het zaadhuis aan de bladeren zitten; dit moet uiterst voorzichtig en zo snel mogelijk verwijderd worden zodat de bladeren zich ongehinderd kunnen openvouwen. Wanneer de zaailing buiten de twee kiembladeren nog één echt blad begint te maken is het tijd om te verspenen in een grotere pot (doormeter 20 cm), gebruik hiervoor warme potgrond zodat het fragiele plantje niet "schrikt". Verplant de zaailing diep genoeg; tot aan de kiembladeren. Na het verspenen kan men de temperatuur stilletjesaan laten verminderen, de TL-lampen blijven aan.
De meeste zaailingen zijn 2 weken na het zaaien gereed om uit te planten nadat ze afgehard zijn.
uitplanten
De jonge plantjes zijn heel fragiel en kunnen absoluut niet tegen vorst en koude wind, ze moeten dus beschermd worden. Zonder bescherming tegen deze weersinvloeden zou het voordeel van het vervroegd uitplanten volledig teniet gedaan worden.
Het is best de grond wat voor te verwarmen door al een paar weken op voorhand een mini-serre te plaatsen op de plaats waar het plantje moet komen; in een grote serre hoeven we dit natuurlijk niet te doen.
Een mini-serre is heel simpel te maken met gebogen PVC-buizen of een houten constuctie waarover men een plastiek legt, deze laatste moet goed verankerd worden in de grond. Maak de serre echter niet te klein want de plantjes groeien heel snel.
Ofwel planten we het plantje in een grote (tunnel) serre of plaatsen we een mini-serre terug over het jonge plantje. We laten de plastiek zo lang mogelijkover de plant tot deze te groot geworden is. Het is nodig om de mini-serre s'nachts te isoleren met dekens indien er nachtvorst verwacht wordt.
Op warme zonnige dagen moet men de mini-serre langs één of twee kanten open maken. Dit is zéér belangrijk want de temperatuur hoog oplopen onder de plastiek waardoor het jonge plantje makkelijk kan verbranden door de zon. Dus 's morgens open maken en tijdens de nacht de serre terug goed afsluiten.
De meeste kwekers zullen proberen om hun groeiseizoen te verlengen door hun zaailingen 2 weken voor de laatste vorstdatum (15 mei) uit te planten. Uitplanten tot aan de bladeren is de boodschap, zo diep mogelijk dus en na het planten direct water geven! Daarna bedekken we de grond rondom het plantje met compost om uitdroging te vermijden.
De hoofdstengel zal ontspruiten in de tegengestelde richting van het eerste echte blad. Hou hier dus rekening mee in welke richting deze moet groeien. Dit doen we omdat we dan in een later stadium de hoofdstengel niet meer te hoeven corrigeren qua richting.
We zetten het plantje altijd vast met enkele rieten stokjes zodat door een plotse windstoot het platje niet afknapt.
Bescherming:
Eens de jonge plant de mini-serre ontgroeit is kan men deze best verder beschermen tegen wind. Door stevig plastiek o.i.d te bevestigen aan houten paaltjes kan men een soort schutting maken rondom de plant.
De ranken dienen ook een beetje vastgezet te worden met rieten stokjes tot ze zichzelf vastgezet hebben met wortels. Dit is zeker geen luxe want stevige rukwinden kunnen lelijk huishouden in een jonge pompoenplant welke geknakte en getorste ranken tot gevolg heeft.
Eens de ranken goed beginnen te wortelen kan men de schutting verwijderen. Het is ook nuttig om eens na te denken om heel de plantplaats te beschermen tegen wind. Dit kan dooral in mei een paar rijen maïs te zaaien aan de zijkanten van de plantplaats.
Als de pompoen een basketbal groot is kan men een isolatieplaat (voorzichtig!) of wit zand leggen zodat de vrucht geen kontakt maakt met de grond; dit voorkomt rotting en muizen kunnen er dan niet bij. Indien men zand gebruikt; niet zuinig zijn en een dikke laag aanbrengen. Zelf gebruiken we 2 isolatieplaten van de bouw; 60 x 120 cm.
Ook zal men best de pompoen beshermen tegen de zon en regen (hagel) d.m.v houten paaltjes (of buizen) waarover men een waterdicht zeil spant. Het zeil dient een niet te donkere kleur te hebben zodat de temperatuur onder de "tent" niet te hoog oploopt. Zelf gebruiken we een zilverkleurig zeil welke de zon weerkaatst.
Ook moet de tent voldoende luchtcirculatie hebben, niet dicht maken dus! Het afschermen tegen de zon voorkomt het te vlug verouderen van de pompoenhuid zodat deze langer kan uitzetten en tevens blijft de vrucht droog.
Er zijn ook kwekers die hun pompoen de hele periode hun pompoen afdekken met een wit laken om de huid zo lang mogelijk jong te houden.
Daar pompoengewassen vlug last hebben van "witziekte" (meeldauw) kan men best vanaf eind juli preventief en op wekelijkse basis het gewas besproeien met een fungicide tegen meeldauw. Witziekte kan men makkelijk herkennen aan de wit-grijzige pluis die op de bladeren komt te staan, in een later sadium worden de bladeren geel en sterven af. Indien men de ziekte ontdekt direct handelen en besproeien met fungicide, eigenlijk ben je dan al te laat...
Let ook op zwarte en groene bladluizen (onderkant van de bladeren) en witte vliegjes; bestrijd ze met een insecticide want ze verspreiden ziektes heel snel! We gebruiken insecticides niet meer dan nodig, denk aan het milieu!
Indien je verdorde bladranden hebt met heel fijn spinrag zijn ze waarschijnlijk aangetast door spintmijten, dit komt vooral voor in serres en in droge situaties. De beestjes zijn nauwelijks te zien met het blote oog. Je kan ze bestrijden met een insecticide speciaal voor spintmijten.
Hetzelfde voor onkruiden; zoveel mogelijk verwijdere!
Denk er aan tijdens het besproeien om zo min mogelijk de grond tussen de ranken plat te trappen want deze zit bomvol haarworteltjes en gebruik een masker!!
Bestuiving:
Voor de bestuiving hebben we de hulp van de bijen en ook andere insecten, deze doen het voor ons. Indien je echter zeker wil zijn de kwaliteit van het zaad dat je volgend jaar gaat gebruiken (van de pompoen die je gaat bevruchten) kan het echter anders:
Pluk 's morgens een (afgeschermde) mannelijke bloem en verwijder de bloemblaadjes, wrijf het mannelijk stuifmeel over de segmenten (binnen-en buitenkant goed raken) van een net geopende vrouwelijke bloem. Doe dit 's morgens dus want de vrouwelijke bloemen zijn maar een paar uren vruchtbaar! De vrouwelijke bloemen kan je herkennen doordat ze aan de basis van de bloem reeds een klein pompoentje hebben, de mannelijke hebben dit niet.
Om zeker te zijn van een goede bevruchting kan je meerdere mannelijke (afgeschermde) bloemen gebruiken van dezelfde plant. Indien je wilt kruisen met een andere soort pompoenplant neem je mannelijke (afgeschermde)bloemen van deze andere plant. Schrijf je kruisingen goed op bij elke pompoen zodat er later geen vragen zijn over de afkomst. Een goede vrouwelijke kandidaat moet in de bloem 4 of 5 segmenten hebben die mooi naast elkaar staan.
De vrouwelijke bloem moet minstens 3 meter (liefst verder) van de plantvoet geselecteerd worden aan de hoofdrank en moet de avond voor dat ze gaat openen afgeschermd worden met muggengaas, (de bloem moet dus nog dicht zijn!!). Hetzelfde geldt voor de mannelijke bloemen; afschermenn met gaas zodat bijen er niet bij kunnen!! Het gaat ook doormiddel van een touwtje waarmee men de bloemen voorzichtig dicht bindt. Deze laatste methode heeft het voordeel dat er ingeval van regen geen vocht in de bloem kan.
Na het bestuiven de vrouwelijke bloem terug afdekken of terug toebinden tot deze verwelkt is. Indien men de bloemen niet zou afdekken kunnen bijen (die misschien ander stuifmeel bij zich hebben) de bloem bevruchten en ongewenste kruisingen veroorzaken.
Er zijn nu verschillende pompoenen "gezet" aan de hoofdrank. Pompoenen die niet bevrucht zijn worden rot of verschrompelen. Dit kan verscheidene oorzaken hebben; te koud, te warm, slecht stuifmeel...
Kijk vooral naar degene die het snelst groeit en een mooie ronde en enigszins lange vorm heeft, deze worden namelijk het grootst. Alleen de best groeiende aan de plant laten, de anderen worden afgesneden als ze een basketbal groot zijn!
Ter hoogte van de stengel van de pompoen ontspringt een zijrank en een blad; deze moeten verwijderd worden. Ook de zijranken links en rechts van de vrucht worden verwijderd omdat er anders geen plaats is voor de vrucht. Regelmatig controleren of de stengel ongeveer haaks op de rank groeit, zoniet een paar millimeter per dag corrigeren want de stengel knapt zonder verwittiging af, doe dit alleen in de late namiddag of 's avonds!
De rank waar de pompoen aan groeit voorzichtig met een bochtje leggen zodanig dat de pompoen aan de buitenkant van deze bocht ligt. Dit is nodig omdat anders de schouders bij het groeien tegen de rank duwen zodat deze afscheurt. Een eindje voor en voorbij de pompoen moet deze rank (en een stukje van de zijranken) tevens los liggen zodat deze mee kan "liften" tijdens de groei. Dit doen we door simpelweg met een scherp mes de voetwortels door te snijden dus ook de wortel bij de pompoen. Leg ook een isolatieplaat of wit zand onder de vrucht om kontakt met de grond te vermijden. Bescherm ook tegen zonlicht door de vrucht af te dekken met een goed verluchte tent die eveneens er voor zorgt dat de pompoen droog blijft.
Snoeien:
Vanaf de hoofdrank groeien de secundaire ranken. Als deze ranken beginnen te groeien moeten ze voorzichtig ingegraven worden ofwel bedekt men ze met compost, de ranken moeten dan wel vastgezet worden met rieten stokjes o.i.d. Vóór de ranken uit kan je groeven (10 -15 cm diep) maken. Wanneer ze een lengte van 3 tot max. 4 meter lang zijn snijdt men ze af. Een dag later als de wonde opgedroogd is wordt het uiteinde voldoende diep begraven.
Waarom de ranken ingraven? Als je dit niet zou doen heeft wind vrij spel en zullen de bladeren op hun lange smalle stelen omvallen, ook stimuleert dit extra wortelgroei onder de bladstelen.
Onder elke bladsteel groeien dus wortels en ontspruit ook een extra rank, deze noemen we een tertiaire rank. Deze tertiaire ranken moet je allemaal verwijderen in een vroeg stadium. Deze tertiaire ranken nemen meer energie van de plant weg dan ze kunnen geven...
Je krijgt dus een soort kerstboom effect: een hoofdrank en aan beide kanten een heleboel zijranken.
Laat de mannetjesbloemen aan de ranken, maar vrouwtjes aan de zijranken kan men best verwijderen want het is best om een pompoen te kweken aan de hoofdrank.
Voeding & water:
In de herfst of ten laatste de vroege lente zal men compost of oude (!!) stalmest in de grond inwerken. Veertien dagen voor het tijd is om te planten is een gift van een organische meststof (DCM organische meststof voor groenten) over het hele perceel aangewezen omdat er dan direct voeding beschikbaar is voor de jonge planten. Echter niet overdrijven want het gevaar van overbemesting is altijd aanwezig, het is beter te weinig te mesten dan te veel.
Er zijn veel mensen die denken dat we extreem veel mesten met dure en exotische (kunst)meststoffen en preparaten, dit is een copmlete misvatting!! Ervaring heeft geleerd dat goede tuingrond met een hoog organisch gehalte en een ph van 6,5 à 7 het beste is. Dus: héél veel compost gebruiken en kalken indien nodig. Zelf gebruiken we compost van Ivarem (containerpark) welke nog een paar weken op een hoop blijft liggen alvorens deze in te werken. Deze compost is vrij van ziektekiemen en onkruidzaden. Compost is een grondverbeteraar en géén meststof.
Later als de pompoen een dikke basketbal groot is kan men lichtjes bijmesten met een meststof die een hoog Kalium-gehalte bevat (potas). Hiervoor gebruiken we een mengeling van: 70% DCM voor groenten en 30 % DCM tuinpotas. We werken deze lichtjes en voorzichtig in (overal tussen de plant) er bij op lettend geen worteltjes de beshadigen. Hiervoor geldt dezelfde regel: beter te weinig dan te veel! Later op het seizoen nog eens een beetje bijmesten maar vanaf september alle bemesting stoppen. Daarna brengen we een dun laagje compost aan overal tussen de plant, dit houdt de grond vochtig waardoor deze niet vlug zal uitdrogen.
We moeten ook onze pompoenplant water geven tijdens de groei want pompoenen consumeren veel, héél veel water. In het begin als de plant klein is geeft men alleen water aan de basis van de plant. Later als de plant groter wordt zal men het hele plantgebied moeten water geven. Dit is nodig omdat bij iedere bladsteel er zich wortels vormen waarmee de plant zich vastzet in de grond en ook langs daar water & voeding zuigt. Om een volledige plant te voorzien van water leggen we dus best druppeldarmen tussen de planten welke met +/- 1 meter tussenruimte. Het kan ook met sproeiers maar doordat de bladeren dan altijd nat zijn kunnen ziekten zich snel verspreiden.
Hoeveel water? Dit hangt sterk af van de grondsoort maar te droog of te nat is zeker niet goed. Een pompoen in volle groei kan makkelijk 10 à 12 kg per dag bijkomen en heeft bijgevolg veel water nodig! Probeer een konstante vochtigheid te bewaren en geef elke dag water. Indien men na een droge periode ineens veel water geeft kan een pompoen in volle groei "ontploffen" omdat de vrucht een groeispurt krijgt door de plotselinge toevoer van vocht en voedingsstoffen.