Kikkers, padden en salamanders overwinteren
Afhankelijk van de inrichting van een tuin en de ligging ervan in een bepaald landschap is het mogelijk dat diverse amfibieënsoorten zich er vestigen als er een tuinvijver aanwezig is. Een vijver nodigt amfibieën uit, mits het wateroppervlak niet te klein is en er voldoende echte waterplanten, drijfplanten en oeverplanten aanwezig zijn. Hoe dichter de vijver bij een natuurlijke amfibieënbiotoop ligt, des te groter de kans om eens kikkers, padden en salamanders te zien.
Kikkers en padden
|
De gewone pad (Bufo bufo) is wel de meest voorkomende tuinbewoner. Omdat ze een verscholen leven leidt, wordt ze echter maar zelden gezien. Ook Bufo calamita (de rugstreeppad) en Alytes obstreticans (de vroedmeesterpad) zijn soms in tuinen te vinden. Padden en vuurbuikpadden (Bombina variant met gele buik) overwinteren op het droge in holen en onder stenen, wortels e.d.
Kikkers zijn, in tegenstelling tot padden, dagactief. Ze zijn vanaf het voorjaar tot oktober (en bij mild weer soms ook in november) in en bij de vijver te vinden. Het kan Rana esculenta (de groene kikker), Rana temporaria (de bruine kikker), Rana arvalis (de heikikker) of Rana lessonae (de kleine groene kikker) zijn. Kikkers overwinteren op het droge of in het water. R. lessonae en R. esculentae overwinteren meestal in het water, in schuilplaatsen op de bodem. De dieren die op het droge overwinteren, doen dat in holen, onder stenen en hout en in composthopen. De andere twee kikkersoorten overwinteren overwegend op het land.
Omdat amfibieën door longen ademen, is het de vraag hoe ze zo lang onder water kunnen overleven. In 5° C koud water hebben de dieren hun stofwisseling zover gereduceerd, dat ze van longademhaling op huidademhaling kunnen overschakelen. De hartslag telt slechts 4 slagen per minuut.
Helpen overwinteren in de vijver
Natuurvrienden kunnen in hun tuin veel doen om amfibieën te helpen overwinteren. Voor een overwintering in de vijver moet deze minimaal 80 tot 100 cm diep zijn. Plaats stapels stenen of hout op de bodem. Daarnaast kan men betonnen of kleien pijpen, doorsnede 5 tot 10 cm, diagonaal of loodrecht omhoog in de vijver leggen. Veel amfibieën overwinteren graag op een donkere plek. Is die niet op de bodem aanwezig, dan zoeken ze wellicht een donkere plek op een te ondiepe plaats langs de vijveroever. Daar kunnen de dieren bevriezen.
Het beluchten van de vijver is aan te raden, zolang het oppervlak nog niet helemaal dicht gevroren is. Door de oppervlaktebeweging wordt een totale bevriezing van het oppervlak uitgesteld. Nadat de oppervlakte geheel is bevroren, moet men de (lucht)pomp uitzetten. De nu onder het ijs aanwezige lucht is voldoende om de dieren te laten overwinteren. Het geheel kan men herhalen als het oppervlak weer tijdelijk ontdooit. Als het water in de vijver 4° C. is, heeft het z'n kleinste volume. De lucht tussen water en ijs werkt als een soort koude-isolatie. Ook sneeuw op het ijs werkt isolerend, zodat verdikking van het ijs wordt afgeremd of gestopt.
Helpen overwinteren bij de vijver
Ook de op het land overwinterende dieren kunnen we een handje helpen. Met name vochtige tuingedeelten of plekken met ongerepte plantengroei trekken amfibieën aan. Ook onder stapels hout, stenen of in de reeds genoemde pijpen wordt graag overwinterd.
Leg de pijpen schuin en 30 tot 40 cm diep in de aarde. Het is voor amfibieën vaak onmogelijk om uit loodrecht geplaatste pijpen te kruipen. Dek de ingang af met bladeren, zodat het binnenin donker is. Doe dit allemaal ruimschoots voor de winter begint.
Salamanders
Salamanders overwinteren aan land, onder hout of stenen en in holen. Maar er zijn uitzonderingen.
Normaal gesproken verlaten de volwassen salamanders en hun kroost in de nazomer het water. Sommige kamsalamanders (Triturus cristatus) leven echter hun hele leven in het water. Ook zijn larven van deze soort soms pas in het tweede jaar volledig ontwikkeld en verlaten ze dan pas het water. Een enkeling blijft zijn hele leven lang 'larve', dus met uitwendige kieuwen. Dit wordt neotenie genoemd.
Salamanders die in het water overwinteren, doen dit in modderige bodems en gaan overwegend over op huidademhaling. Die salamanders die door longen blijven ademen, moeten af en toe naar de oppervlakte om lucht te happen. In de zomer gebeurt dit zeer regelmatig en snel, in de winter zitten er grote tussenpozen tussen en gebeurt het traag. De stofwisseling is immers sterk gereduceerd. Neotenie komt ook bij Lissotriton vulgaris (de gewone of kleine watersalamander) en Lissotriton alpestris (de alpenwatersalamander) voor.
Deze twee soorten overwinteren op het land, net als Lissotriton helveticus (de vinpootsalamander). Ook de vuursalamander (Salamandra salamandra), een echte landsalamander, overwintert buiten het water. Ze overwinteren vaak in groepen in holen en onder hout en stenen.
Dode dieren in het voorjaar
Vijverliefhebbers zien soms dat na vorst dode amfibieën in hun vijvers drijven. Dit wordt veroorzaakt door zuurstofgebrek en komt vooral voor in folievijvers. Als de vissen wel overleefden, is de doodsoorzaak eerder een infectieziekte geweest.
In natuurlijke klei- of leembodems worden organische stoffen grotendeels door de bodem opgenomen. In een vijver verzuurt vooral bladafval het water enorm en onttrekt er veel zuurstof aan. Daarom is het aan te raden bladafval voor de winter uit de vijver te halen. Ook kan men in de herfst met een net boven de vijver de vallende bladeren opvangen. Geen enkele natuurliefhebber zou dit achterwege mogen laten om amfibieën een goede overwintering te bezorgen.